Een uithuisplaatsing is een ingrijpende gebeurtenis voor elk gezin. Het betekent dat een kind tijdelijk niet meer thuis mag wonen. Het kan gaan om een vrijwillige plaatsing of een beslissing van de kinderrechter, in beide gevallen is de impact groot – voor zowel het kind als de ouders. In dit artikel leggen we uit wat een uithuisplaatsing precies inhoudt, wanneer die kan worden ingezet, wat de gevolgen zijn en hoe de rechten van ouders en het kind gewaarborgd zijn.

Wat is een uithuisplaatsing?

Uithuisplaatsing betekent dat een kind voor korte of langere tijd ergens anders gaat wonen dan bij zijn of haar ouders. Dat kan zijn in een pleeggezin, een gezinshuis of een (residentiële) instelling. Als het kind thuis niet veilig is of omdat er bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van het kind dan is het doel bij uithuisplaatsing dat het gezin hulp krijgt en dat alle betrokken partijen samenwerken aan een oplossing om ervoor te zorgen dat het kind weer naar huis kan. Vooropgesteld is een uithuisplaatsing heel ingrijpend voor ouders en kind(eren). Er moet dus (voordat een uithuisplaatsing aan de orde is) getracht worden om minder ingrijpende oplossingen te zoeken en te proberen.

Er zijn twee vormen:

Vrijwillige uithuisplaatsing:  de ouders stemmen in met de plaatsing, vaak na overleg met jeugdzorg. De hulpverlener vraagt hiervoor bij de gemeente een zogenoemde verleningsbeschikking aan.

Gedwongen uithuisplaatsing: wanneer de ouders niet akkoord gaan met het een vrijwillige plaatsing dan kan de gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) vragen om hier onderzoek naar te doen. De Raad voor de Kinderbescherming kan de rechter verzoeken alsnog de machtiging uithuisplaatsing af te geven. Een gedwongen uithuisplaatsing is altijd gekoppeld aan een ondertoezichtstelling. De maximale periode die verzocht kan worden betreft twaalf maanden voor zowel de ondertoezichtstelling als de uithuisplaatsing.

Wanneer een reguliere ondertoezichtstelling (OTS) of een uithuisplaatsing (UHP) niet afgewacht kan worden omdat de zorgen bijzonder groot zijn dan zal er een spoeduithuisplaatsing worden aangevraagd in combinatie met een spoedondertoezichtstelling. Bij een spoeduithuisplaatsing is er dus een ernstige bedreiging voor de veiligheid van het kind. Een reden voor een spoeduithuisplaatsing is bijvoorbeeld mishandeling of misbruik van het kind.

Het kind wordt in de meeste gevallen in een crisisgezin ondergebracht. Op het moment dat er een machtiging voor spoed OTS en UHP is afgegeven door de rechtbank dient er binnen twee weken een zitting te worden ingepland. Eén van onze gespecialiseerde jeugdrechtadvocaten kan tijdens deze zitting de ouders bijstaan en argumenten aanvoeren om de voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing aan te vechten. De kinderrechter zal na de argumenten beoordelen of de maatregel terecht is of dat de kinderrechter de maatregel herziet. De maximale duur van de spoed OTS en UHP is drie maanden. Tegen de beschikking (de bevestiging van de spoed OTS en UHP) kan hoger beroep worden ingesteld. Wanneer het niet lukt om het kind weer veilig thuis te plaatsen, dan zal de gezinsvoogd van de GI verzoeken om een reguliere machtiging UHP en OTS binnen de termijn van drie maanden.

Wie kan een verzoek indienen

De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of een jeugdbeschermingsorganisatie (gecertificeerde instelling ofwel GI) kan op basis van eerder onderzoek tot de conclusie komen dat een UHP (in combinatie met OTS) een passende maatregel is. De RvdK of een GI (in uitzonderlijke gevallen het Openbaar Ministerie (OM)) dient dan een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in bij de kinderrechter.

Het college van burgemeester en wethouders kan alleen een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp indienen bij de kinderrechter als er instemming is van de gezagsdragende ouder(s).

Wanneer er al eerder een machtiging UHP (in combinatie met OTS) is afgegeven, dan kan de jeugdbeschermer (gezinsvoogd) van de GI aan de kinderrechter om verlenging vragen als dat noodzakelijk is.

Het is belangrijk om te weten dat ouders of verzorgers, de kinderrechter niet kunnen verzoeken om een uithuisplaatsing van het kind.

Om het overzichtelijk te houden is onderstaand schema van belang:

  • De RvdK à Er ligt (nog) geen kinderbeschermingsmaatregel;
  • Een GI à wanneer er al een OTS is afgegeven;
  • Het OM à In de regel gebeurt dit zelden;
  • Het college van B&W voor een plaatsing in een gesloten jeugdinrichting (alleen met toestemming gezagsdragende ouders).

Redenen voor uithuisplaatsing

Een uithuisplaatsing wordt niet zomaar opgelegd. Alleen wanneer hulp binnen het gezin onvoldoende is om de veiligheid of ontwikkeling van het kind te waarborgen, kan deze maatregel worden genomen. Voorbeelden van situaties waarin een uithuisplaatsing aan de orde kan zijn:

  • Onveilige thuissituatie: zoals mishandeling, misbruik of ernstige verwaarlozing;
  • Ernstige opvoedproblemen: ouders kunnen het kind niet (meer) de zorg bieden die nodig is.
  • Psychische problemen of verslaving bij ouders;
  • Conflicten of crisissituaties, welke het welzijn van het kind bedreigen.
  • Ernstige ziekte bij de ouder(s), waardoor zij hun kind niet kunnen verzorgen.
  • Veel ruzie tussen ouder(s), of tussen ouders en het kind.
  • Ernstige gedragsproblematiek bij het kind.

Het uitgangspunt is altijd dat een kind opgroeit bij de eigen ouders. Een uithuisplaatsing is een laatste redmiddel (een ultimum remedium). Een uithuisplaatsing heeft immers grote gevolgen, zowel voor het kind als voor de ouders. Voor het kind betekent het meestal een breuk met het vertrouwde thuis, wat emotioneel belastend kan zijn. Tegelijkertijd biedt een veilige en stabiele omgeving vaak rust, structuur en ruimte voor herstel. Bij een uithuisplaatsing dient te worden onderzocht of het kind bij familieleden of bekenden geplaatst kan worden (netwerkpleegzorg). Een kind met ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen kan soms niet in een pleeggezin of gezinshuis wonen. Het kind gaat dan naar een leefgroep in een instelling waar ze wonen en naar school gaan. Dat heet een residentiële instelling en dat is een heel breed begrip en per regio verschillend.

Voor ouders is het verlies van de dagelijkse zorg bijzonder pijnlijk. Ouders blijven in principe verantwoordelijk via het ouderlijk gezag, maar belangrijke beslissingen worden vaak in overleg met de gezinsvoogd genomen. Het contact met het eigen kind wordt meestal beperkt tot begeleide omgangsmomenten, zeker in het begin. Het doel blijft altijd: terugkeer naar huis zodra dat verantwoord is. Tot die tijd moet de situatie regelmatig worden geëvalueerd.

Wat zijn de stappen in de procedure?

Bij een gedwongen uithuisplaatsing (regulier) moet de kinderrechter een beslissing nemen. De procedure ziet er meestal als volgt uit:

  1. Melding of signalering: Een hulpinstantie, school of andere betrokkene meldt zorgen bij Veilig Thuis of de RvdK.
  2. Onderzoek en advies: De RvdK onderzoekt de thuissituatie en kan adviseren om een OTS en/of UHP aan te vragen. In uitzonderlijke gevallen zal er een spoed UHP/OTS aangevraagd worden (binnen twee weken dient er een zitting te volgen).
  3. Verzoekschrift: In de regel dient de GI of RvdK een verzoek tot UHP en OTS in bij de rechtbank. De gezagsdragende ouders krijgen een kopie van het verzoekschrift thuisgestuurd. Ouders kunnen vervolgens in een verweerschrift uitleggen dat de UHP niet noodzakelijk is.
  4. Zitting bij de kinderrechter: Ouders worden uitgenodigd om hun kant van het verhaal toe te lichten. Kinderen vanaf twaalf jaren krijgen een gesprek met de kinderrechter en het kind kan dan zelf vertellen wat het van het uit huis plaatsen vindt.
  5. Uitspraak van de rechter: De kinderrechter beslist of de UHP noodzakelijk is en stelt de duur vast.

Oneens met uithuisplaatsing

  1. Beslist de kinderrechter dat het kind uit huis geplaatst moet worden en geeft de rechter een machtiging tot UHP en OTS af? Tegen deze beschikking kan er binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Tijdens het gehele traject staat het belang van het kind voorop, maar dat betekent niet dat ouders rechteloos zijn. Ouders hebben het recht om schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken in een verweerschrift en dat toe te lichten tijdens een zitting. Ouders hebben ook het recht om gebruik te maken van een jeugdrechtadvocaat.

Wanneer gaat een kind naar een gesloten instelling?

De kinderrechter kan ook besluiten dat een kind moet worden opgenomen in een instelling voor gesloten jeugdzorg. Dat heet JeugdzorgPlus. Dat gebeurt als het kind bescherming nodig heeft tegen zichzelf of tegen anderen. Het gaat bijvoorbeeld om kinderen met ernstig agressief gedrag of om kinderen die slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting.

Tijdens de behandeling kunnen er beperkende maatregelen gelden zoals grenzen aan telefoon- of internetgebruik, maar ook beperkt bezoek of een kamercontrole. Het is de bedoeling dat kinderen en jongeren na een geslaagde behandeling teruggaan naar hun ouders of pleeggezin.

Het kind krijgt bij een verzoek tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdhulp altijd een advocaat toegewezen en hoeft niet te betalen voor de advocaat. Minderjarigen vanaf twaalf jaren mogen zelfstandig verweer voeren bij de kinderrechter en in sommige gevallen kan dat ook onder de twaalf jaren. Bij gesloten jeugdhulp krijgt het kind een eigen oproep voor de zitting.

De rol van een advocaat

Een jeugdrechtadvocaat is van grote waarde bij een (dreigende) uithuisplaatsing. Ineens staat de gezagsdragende ouder tegenover instanties met veel kennis en juridische bevoegdheden – het is dan belangrijk dat de kant van ouders en het kind goed naar voren wordt gebracht. Een advocaat beoordeelt het verzoekschrift met bijlagen, adviseert over de (on)mogelijkheden, stelt een verweerschrift op en vertegenwoordigt de partijen tijdens de zitting. Bij een vrijwillige plaatsing is juridische bijstand eveneens verstandig, omdat de gevolgen bijzonder ingrijpend kunnen zijn. Een gespecialiseerde jeugdrechtadvocaat helpt om grip te houden op de zaak in een emotionele tijd en het proces en de belangen van ouders én het kind te behartigen.

AMBT Advocaten heeft jarenlange ervaring met jeugdrechtzaken zoals ondertoezichtstelling en uithuisplaatsingen. Wij begeleiden minderjarigen en/of hun ouders als de RvdK, de GI, het OM een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing verzoekt. Wij staan ook minderjarigen bij als het gaat om een gesloten plaatsing, al dan niet op verzoek van het college van B&W.

Onder bepaalde voorwaarden kan er een gratis advocaat worden toegewezen. Is het eerste verzoek tot (spoed) UHP ingediend op of na 1 oktober 2023 dan krijgt de ouder gratis een advocaat toegewezen. Wij zijn gespecialiseerd en gecertificeerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Zorg ervoor dat ons kantoor tijdig op de hoogte is van een dreigende UHP/OTS, zodat wij ons kunnen melden bij de rechtbank zodra er een verzoek is ingediend.

Veelgestelde vragen bij uithuisplaatsing:

Wie heeft het gezag?

Bij een vrijwillige UHP betekent niet dat de ouder automatisch het ouderlijk gezag verliest. In de meeste gevallen blijven ouders gewoon belast met het gezag. Wel wordt de dagelijkse zorg tijdelijk overgedragen aan een pleeggezin of jeugdzorginstelling. Is er sprake van een gedwongen UHP dan is ook sprake van een OTS. Ook dan zijn de ouders in de meeste gevallen gewoon belast met het ouderlijk gezag. Bij een OTS krijgt een gezinsvoogd vanuit een GI een belangrijke rol. De gezinsvoogd kan meebeslissen over belangrijke onderwerpen, zoals medische behandelingen of de schoolkeuze van het kind.

Hoe lang mag een uithuisplaatsing duren?

Een uithuisplaatsing wordt altijd opgelegd voor een beperkte termijn. Maximaal kan een UHP opgelegd worden voor één jaar (12 maanden). Na die periode moet de situatie opnieuw worden beoordeeld. Wanneer de thuissituatie (nog) niet voldoende verbeterd is, kan de maatregel worden verlengd. In sommige situaties kan het voorkomen dat een UHP en OTS meerdere jaren duurt. Het doel blijft om het kind terug te laten keren naar huis, mits dat verantwoord is. Tijdens de uithuisplaatsing wordt regelmatig geëvalueerd of ouders voldoende stappen zetten om het kind weer thuis op te kunnen vangen.

Is het mogelijk om uithuisplaatsing te weigeren?

Een vrijwillige UHP kan als ouder worden geweigerd. Een gedwongen UHP kan niet worden geweigerd. Wanneer de rechter beslist dat een kind uit huis geplaatst moet worden, zullen ouders hieraan moeten meewerken. Weigering om uitvoering te geven aan een beschikking van de kinderrechter kan tot gevolg hebben dat het ouderlijk gezag wordt ontnomen. Uiteraard staat het ouders en kind vrij om verweer te voeren tegen een OTS en UHP al dan niet met behulp van een jeugdrecht- of familierechtadvocaat.

Neem contact op met onze specialisten van AMBT Advocaten

Het eerste gesprek is, zonder enig voorbehoud, gratis zodat u nooit voor onaangename verrassingen komt te staan. Neem contact op via 085 – 0880471 of per mail [email protected]. U kunt onze advocaten ook bereiken via hun mobiele nummer (te vinden via hun profiel).

Bel 085 - 0880471 Plan een gratis gesprek in
Neem contact op